Over de Admiraal

De Admiraal kent een grote geschiedenis over Verenigd Oost-Indische Compagnie onder leiding van Jacob Pieter van Braam. Van Braam leefde van 27 oktober 1788 tot 16 juli 1803 in het pand van de Admiraal.

Van Braam trad in 1748 als adelborst in dienst bij de Admiraliteit van Amsterdam. In 1751 werd hij gevangenomen door de Barbarijse Zeerovers en bleef tot 1753 slaaf. Op 25 februari 1753 werd hij bevorderd tot luitenant-ter-zee en in 1758 tot luitenant-commandeur.

In 1764 stapte hij over naar de VOC waar hij op 14 juli 1766 benoemd werd tot kapitein. Van 1767 tot 1773 was hij equipagemeester ter Bengalen. In 1776 verliet hij de VOC tijdelijk en werd kapitein-ter-zee in Nederland; in 1782 was hij in de rang van kapitein een compagniecommandant van het regiment mariniers onder luitenant-admiraal Willem van Wassenaar Spanbroek. In 1783 werd hij aangewezen als commandant van de VOC en Commandeur van de brede wimpel en raad van Indië. In de periode van 1784 tot 1786 ageerde hij als vlootvoogd in de Indische wateren met vier linieschepen en twee fregatten, waarbij hij onder meer de stad Malakka ontzette van de troepen van de Riouw en vervolgens Selangor veroverde.

In 1786 keerde hij terug naar Nederland en ging weer in dienst van de Admiraliteit. Op 12 juni 1788 werd hij benoemd tot schout-bij-nacht. In de jaren 1790 en 1794 was hij inspecteur van het korps zee-artilleristen.

Op 10 mei 1793 werd Van Braam aangesteld als viceadmiraal bij de Admiraliteit van Amsterdam, hij werd tenslotte op 27 februari 1795 gecasseerd.

…den 9den der maand Maart 1784 ankerden wij met ’s lands eskader, na eene reis van twee maanden van Kaap de Goede Hoop, ter reede van Batavia, alwaar ’s lands vlag, door het kasteel, met een en twintig schoten begroet werden, die door het kommandants-schip met gelijk getal bedankt werd. Terstond werd er een officier afgevaardigd, om aan den gouveneursgeneraal van onze aankomst kennis te geven. Den volgende dag kwam er eene commissie uit de hooge regering, bestaande uit twee heeren van den raad en deszelfs secretaris, om den kapitein – kommandant en verdere kapitein te verwelkomen, welke met de hun verschuldigde militaire eerbewijzen ontvangen werden. Met deze comissie vertrokken onze kommandant en kappiteiten, onder de gewone aan hunnen rang verschuldigde eerbewijzing en salut van negentien schoten, naar den wal.

 

Een quote, afkomstig uit een brief geschreven door Jacob Pieter van Braam op 9 maart 1784.